SPANJE – 2008: ‘Van Jammergier tot Lammergier’

door Marianne Loeber en Elaine Engelberts

een prachtige reis in Noord Spanje o.l.v. Johan Bos en Merijn van Leeuwen
08 – 17 mei 2008

Voor vertrek was het in Nederland schitterend weer, maar op de weerkaart van Erwin Krol kon je al zien dat het in Spanje minder zou zijn. In Barcelona scheen nog een waterig zonnetje, in de Ebro Delta begon al de eerste regen te vallen. Op het vliegveld van Barcelona verzamelden we ons: Johan en Merijn (onze reisleiders) en de zes deelnemers Leo, Anna, Marianne, Udo ‘Mafkop’, fotograaf Peter en Elaine. We boften dat we twee gidsen hadden. Vogelexpert Merijn moest als nieuwe gids bij Natura Aragon het gebied leren kennen; Johan kent de omgeving op zijn duimpje, komt er al jaren en heeft er zelfs een huis. Onze eerste waarneming in Barcelona begon al meteen met een paar ‘gewone’ Spreeuwen, terwijl we tijdens de hele reis alleen maar Zwarte Spreeuwen hebben gezien. Na met een pendelbusje ‘onze’ Mercedes-bus van ‘PepeCar’ opgehaald te hebben, gingen we op weg naar onze eerste bestemming, waar we twee overnachtingen zouden hebben.

• De Ebro Delta
Ten zuidwesten van Barcelona ligt de Ebro Delta, een gebied dat in 1983 op verzoek van de lokale bevolking door de regering van Catalonië tot Natuurpark is uitgeroepen. Deze status garandeert helaas geen blijvende bescherming, maar tot nu toe is het redelijk mooi gebleven. Toch wordt steeds weer geprobeerd de rivier de Ebro, die hier uitmondt, in gebruik te nemen als waterwinningsgebied ten behoeve van drinkwater voor Barcelona. Als het waterpeil daardoor lager zou worden, zou dit een ramp betekenen voor de hier levende vogels. De rijstvelden – natuurlijk ook een voorbeeld van menselijk ingrijpen – zijn juist wel aantrekkelijk voor water- en moerasvogels. De rietlanden, moerassen, stranden en duinen langs de lagunes trekken weer andere soorten aan.

Bij het havenstadje St. Carles de la Ràpita waar we bij aankomst wat boodschappen deden, zagen we tot groot enthousiasme van Merijn onze eerste Audouins Meeuw (“nog steeds één van ’s werelds zeldzaamste meeuwen, maar aantallen met name in Spanje sterk toegenomen” staat in het vogelboek). Later zagen we er dan ook veel meer.

Ons eerste logeeradres is Casa des Pages in Poble Nou. De plaatsnaam betekent ‘nieuw dorp’. De witte huizen zijn duidelijk in één keer neergezet en de straten worden omzoomd door mooie, grote Dadelpalmen. De klokken in de kerktoren gaven in elke windrichting een andere tijd aan. Het luiden van de klokken gebeurde gelukkig alleen op de juiste tijdstippen; desondanks hield het menigeen akelig uit de slaap. Bij aankomst in het dorp regende het inmiddels pijpenstelen. En omdat onze slaapplek, ons kroegje (La Terrasseta de Saur), en het restaurant op ‘de ringweg’ (Can Paquita) zich op verschillende plaatsen bevonden, moesten we steeds onze regenjacks, poncho’s en paraplu’s in de strijd werpen om niet helemaal doorweekt te raken. Toen we de volgende dag weer naar de rijstvelden van de Delta trokken, was het gelukkig wat droger. We zagen in totaal tien soorten reigers: Purperreiger, Blauwe Reiger, Grote en Kleine Zilverreiger, Ral- en Koereiger, Woudaapje en zowaar een hybride Westelijke Rifreiger x Kleine Zilverreiger. Kwakken lieten zich alleen vliegend zien en ook de roerdomp vloog wat verder weg af en toe op uit het riet.

Ook waren er veel Steltkluten. En in de wat grotere plassen bevonden zich watervogels als Krooneend en Geoorde Fuut. Bijzonder want moeilijk te spotten waren de Purperkoeten omdat ze een zeer teruggetrokken leven leiden tussen het riet. Maar we hebben er een paar gezien! Mooi ook waren de grote groepen Flamingo’s, zowel op ’t land als in slierten langs de hemel, op een gegeven moment prachtig roze afstekend tegen een donkere lucht. In het gebied staan veel Eucalyptus-bomen. Een prachtig exemplaar bij het bezoekerscentrum zat vol nesten van Huismussen, wat hun afkomst als wevervogel verraadt. Spanjaarden eten de diertjes graag ! Langs het strand zagen we diverse meeuwensoorten (o.a. weer Audouinsmeeuw, de Dunbek- en de Geelpootmeeuw) en zeven soorten sterns (een Reuzenstern en Dwergsterns – wat zijn ze klein ! -, Witwang-, Witvleugel- en Zwarte sterns, een Noordse stern en hier en daar een Visdiefje). Mooi ook waren de diverse Plevieren, waaronder het bijzonderst de Vorkstaartplevieren. Hier zagen we onder luid gejuich ook onze eerste Roodpootvalk van de reis.

• De voor-Pyreneeën
Op weg naar er onze nieuwe reisbestemming, deden we eerst nog een kijkhut aan. Hier liet zich onverwacht en direct boven ons hoofd een Wespendief mooi bekijken. Onderweg zagen we een aantal elektriciteitsmasten vol Ooievaarsnesten. De masten waren zonder bedrading, blijven staan voor de Ooievaars? In de bermen stond het vol met klaprozen. En er was een leuke korte stop bij een rivier. Daar konden we vanaf iets hoger naar beneden kijken, zodat we goed de verschillende soorten Zwaluwen konden bekijken; ze scheerden vlak over het water, op jacht naar muggen en vliegjes.
Alpengierzwaluw en Rotszwaluw waren de twee soorten die niet in Nederland voorkomen, dus leuk om ook inderdaad gezien te hebben. En ook onmisbare waarnemingen voor dit gebied zijn de kraaiachtigen, onder andere Alpenkraai, Alpenkauw en Raaf. We hebben deze drie soorten op verschillende plekken goed gezien.

En uiteindelijk werd het tijd om door te rijden naar Loporzano, waar zich ons tweede hotelletje bevond. Dagelijks terugkerend grapje werd de waarneming van de bijzondere soort ‘Lelijke Eend Diane, blauwe fase’, die vlak bij ons dorp bij een vervallen huisje stond. Rond het dorp hoorden en zagen we verder onder andere Grauwe Vliegenvangers, Tapuiten en in de akkers hoorden we Kwartels.

De aankomst in ons pension Boletas (Spaans voor Aasgier) was hartelijk; we vonden dit duidelijk het leukste en meest persoonlijke logeeradres van de vakantie. Boletas is ook een ornithologisch centrum en dus veel bezocht door vogelaars. De eerste twee dagen aten we dan ook samen met een aardig Iers stel en wisselden gezellig waarnemingen uit.

Het eten was er heerlijk, gezond en bijna alles zelfgemaakt door Esther, onze lieve gastvrouw, zelfs de yoghurt en vruchtenjams. In de zitkamer voor de gasten verzamelden we ons dagelijks voor de borrel. En ook de lunchpakketten die we elke dag meekregen waren tot in de puntjes verzorgd.

De aanwezigheid van twee lieve honden droegen bij aan de gezellige sfeer in Boletas; zij hielden vanaf de binnenplaats alles goed in de gaten. En de Dwergooruil die hier al jaren broedt, was meteen al de eerste avond te horen. Hier leerden we van Merijn in vogeljargon het ‘horen is scoren’, wat betekent dat je een vogel niet hoeft te zien om hem als waarneming te kunnen laten meetellen.
Op onze tochten rond Riglos ging het vooral om de roofvogels. De enige soort die er te verwachten was maar die we niet gezien hebben is de Steenarend. Maar met in totaal 18 soorten tijdens deze reis mogen we niet klagen! Het was er een mooi landschap met veel wilde kruiden als tijm, rozemarijn en salie en het zag er geel van de brem.

Gieren
Onze eerste Vale Gieren waren een enorme zwerm van kleine stippen hoog in de lucht; een paar exemplaren zittend op een rotskam lieten zich beter bekijken, fantastisch voor degenen die hem nog nooit gezien hadden. Later hebben we er honderden gezien: van onderen, erop neerkijken van boven de rotspartij, en later in grote groepen op de vuilstortplaats … we werden er haast blasé van! En er waren tientallen Aasgieren.

Een kleine culturele uitstap was een bezoek aan kasteel Loarre waar veel Zwarte Roodstaarten zaten. Het is het best bewaarde Romaanse kansteel van Spanje, gebouwd om zich tegen de Moren te beschermen. Bij Salto de Roldàn strooide dreigende onweerswolken roet in het eten waardoor de geplande wandeling in de bergen te risicovol was. Er waren deze reis door het weer weinig vlinders te bewonderen. Een van de uitzonderingen was het Geel Oranjetipje hier prachtig zagen, gecamoufleerd op een geel plantje.

De volgende ochtend moesten we vroeg op voor een lange dag naar Los Monegros. In dit steppegebied rukt ook steeds meer de landbouw op, maar gelukkig waren er nog hele stukken ongerept, rotsachtig en kaal land met de daarbij horende bijzondere vogelsoorten. Eerst werd onze Spaanse gids Alberto opgehaald, die verbaasd was dat die stipte Nederlanders toch ook wel eens te laat kwamen. Voor het eerst zat deze dag het weer mee, gingen de jassen uit en konden we eindelijk een beetje bruin worden. We werden gewaarschuwd tegen de zon, maar degenen onder ons die geen petje droegen, hebben gelukkig geen zonnesteek opgelopen.

Wat hebben we die dag zoal gezien? In de categorie hoenderen hebben we gezien: Rode Patrijs, Zwartbuik- en Witbuikzandhoen, de laatste twee voor een aantal van ons iets tè snel in de vlucht om ze echt goed te zien. Diverse soorten leeuweriken werden er gespot, maar de meest bijzondere soort was toch wel de Duponts Leeuwerik. Dankzij het lokroep-apparaatje van Alberto zagen we het vogeltje mooi dichtbij zingen. Alberto en Merijn gingen totaal uit hun dak. Leo heeft het dier mooi op de foto weten te krijgen.

Andere leuke soorten die niet in Nederland voorkomen, waren de Zwarte en Blonde Tapuit, en Rode en Blauwe Rotslijster. Ook hier gold dat we ze niet allemaal even goed hebben kunnen zien omdat ze te snel voorbij vlogen. Overal zaten en vlogen Hoppen en we zagen maar liefst zeven keer de Kuifkoekoeken. Mooi ook waren de Roodkop- en Grauwe klauwier.
In de buurt van een stuwmeer waren er de Bril-, Baard-, Provençaalse Grasmus en Kleine Zwartkop … Wat zijn deze kleine soorten toch moeilijk te spotten, schuw en verborgen in het struikgewas. Dankzij het engelengeduld van Peter staat de Baardgrasmus toch duidelijk op de foto.

Dankzij Alberto konden we een gebied in waarvan hij weet dat zich daar de Grote Trap vaak bevindt. En we zagen ze! Hoe we deze reusachtige dieren waarnamen was zelfs voor onze gidsen bijzonder. Een trotse man vertoonde baltsgedrag met zijn enorme waaierstaart en had kennelijk zo’n natuurlijk overwicht dat hij met deze houding alleen langzaam door het veld hoefde te paraderen om een juveniele vogel te doen wegvliegen.

Bij een schuurtje bevonden zich een groepje Kleine Torenvalken en bij een ander schuurtje in de buurt wat Bijeneters en Scharrelaars.

Door het gebied rijdend zagen we op diverse plekken ook de Kleine Trap. In het engels heten deze vogels Bustard, dus voor de hand liggend werd dit natuurlijk als snel “the Little Bastard”.

Verderop in echt desolaat gebied zagen we een paar keer wat Steenuiltjes; zelf lijkend op stenen zaten ze – zoals je je dat altijd voorstelt – mooi opgaand in hun omgeving op stenen muurtjes en vervallen en verlaten huizen.

Tegen het einde van deze zware dag bezochten we nog een kleine ‘cañón’, waar de Oehoe zou moeten zitten. Nog maar net uit de auto gestapt liep Merijn naar de rand, keek door zijn kijker en in één oogopslag … ‘Ladies and gentlemen, we’ve got him’! Toeval? Of was hij ervoor al stiekem wezen kijken?

Tenslotte zagen wij die dag nog een vrouwtje Grauwe Kiekendief en konden met een voldaan gevoel naar ‘huis’ gaan.

• De Pyreneeën
Op weg naar de Pyreneeën deden we Ainsa aan, dat volgens Johan een heel leuk plaatsje was om te bezichtigen. Maar ja … die stromende regen! Maar om het goed te maken zagen we daar nog wel vier Roodpootvalken op een elektriciteitslijn. In Nederland – bleek later – werden er dezelfde periode zo’n 40 gesignaleerd!

Bij aankomst in Sarvisé bleek ook ons derde en laatste logeeradres weer prima in orde met goed en veel eten en heel veel lekkere rode wijn. Vooral de omgeving was mooi: het kleine dorpje lag in een mooie besloten groene vallei. Een door de vele regen modderig pad doorkruiste het kleinschalige coulisselandschap, waar een aantal van ons avondwandelingetjes maakte. Het pad was omzoomd door dichte hagen, van waaruit Tapuiten en Grauwe Vliegenvangers hun insektjes vingen en tussen de grijsbruine koeien liepen grote groepen Gewone, Noordse en Iberische Gele Kwikstaarten. In het laatste weiland zaten de Aasgieren gewoon op de grond en in een rij dode bomen langs de rand van de vallei overnachtten tientallen Rode Wouwen.
Elke avond werden de koeien teruggebracht in een weilandje voor ons hotel, onder toeziend oog van drie heerlijk vrij levende, goed doorvoedde honden die zich ’s morgens en ’s avonds verzamelden op een muurtje op de hoek van de straat.

Omdat het weer inmiddels opnieuw vreselijk slecht was geworden, hebben we daarna voornamelijk getoerd met ons busje. Cañón Añiscio, een van de mooiste kloven, had door de vele regen iets magisch gekregen met een overvolle, kolkende rivier en klaterende watervallen, alles glanzend nat en overal nevels.

Verder verbaasde het ons dat we veel van onze ‘tuinplanten’ hier in het wild zagen, zoals Helleborus, Akelei en iets wat verdacht veel op een Kievitsbloem leek (in elk geval uit de familie van de Fritilaria), en niet te vergeten de wilde viooltjes, diverse soorten varens en mooie vleesetende plantjes met roze bloempjes … en zo meer.

Deze ‘oer’bossen deden qua schoonheid zeker niet onder voor de tropische regenwouden van verre landen als Costa Rica.

En zoals het in dit soort biotoop hoort, zagen wij gelukkig ook de Waterspreeuw. Hoe is het mogelijk dat zo’n klein vogeltje zulk watergeweld aankan! En ook de Grote Gele Kwikstaart, die van stromende water houdt, liet zich zien. Verderop, ergens tussen de koeien in een weilandje werd door Leo een paartje Citroenkanarie gespot.

Bij een bezoek aan de vallei van Pineta wees Johan ons op de gaten in een boom waarin de Zwarte Spechten al jaren hun nest hebben. We hebben de vogel aan alle kanten horen roepen maar hebben ze jammer genoeg niet gezien (Johan trouwens wel). Ook hoorden we er – na ruim beraad door twijfel over het geluid – de Iberische Groene Specht ‘lachen’.

Iets verderop, vlak na onze wandeling in dit stukje bos en buxus zagen we eindelijk de nummer één op onze verlanglijst en werd de ‘Jammergier’ een Lammergier! Bij Revilla kregen we hem pas echt goed in beeld. In totaal hebben we er 16 gezien! Eén vogel bleef wel een beetje ‘Jammergier’: een juveniel die van een bot zat te eten (iets wat kenmerkend is voor Lammergieren), liet af en toe een stuk naar beneden vallen. Het dier keek dan beteuterd naar beneden. Een mooi tafereel.

Andere rovers die we zagen: Slechtvalk, Dwerg-, Slangen- en Havikarend. En gedurende de hele reis veel Rode en Zwarte Wouwen.

Verder zagen en hoorden we onderweg overal veel luid zingende Nachtegalen, Graszangers en Europese Kanaries, om er maar weer een paar op te noemen.

Tenslotte
We zijn in dit verslag nog voorbijgegaan aan de zoogdieren en andere beesten die we gezien hebben. Om er een paar te noemen: de Smaragdhagedis, de Bloemkoolsprinkhaan, diverse soorten kikkers (voornamelijk gehoord), een Wild zwijn, Vos, Konijn, Eekhoorn … en niet te vergeten een schedel van een (vermoedelijke) Wilde Kat.

Ook hebben we niet alle vogelwaarnemingen kunnen verwerken in het verslag; met in totaal 180 waargenomen soorten, zou het een te saai verslag zijn geworden. Bovendien heeft niet iedereen alles even goed gezien, omdat we ons soms razendsnel uit de auto moesten storten en dan waren ze soms al weer gevlogen.

Het was een fantastische reis, voor zowel de ‘twitchers’ en ervaren vogelaars onder ons, als voor de beginnelingen.

Johan en Merijn, heel veel dank voor de goede zorg, organisatie, veilig rijden, het attente kaartje ‘welkom thuis’ bij terugkomst en petje af voor jullie verbluffende (vogel)kennis !

Marianne Loeber en Elaine Engelberts
juni 2008