Reisverslag Noord-Spanje 2014
Van dunbekmeeuw tot lammergier
(25-04 t/m 04- 05-2014)
• door Paula van Schaik
Acht jaar geleden, in mei 2006, namen wij – Jan en Paula van Schaik – voor de eerste keer deel aan deze vogelreis met die intrigerende titel. Ook onze goede vriend Marco was toen van de partij. Het is een boeiende reis die zich voornamelijk afspeelt in de regio Aragón in het Noordoosten van Spanje; van de Ebro-delta tot hoog in de Pyreneeën. Na onze eerste kennismaking met dit gebied zijn we altijd van plan geweest nog een keer terug te keren. Door allerlei omstandigheden heeft het even geduurd, maar toen we vorig jaar september of zo een berichtje kregen dat er al een paar aanmeldingen waren voor de reis van 2014 en of we nog interesse hadden?, aarzelden we geen moment.
Voor de duidelijkheid is het misschien nuttig om te vermelden dat wij intussen ervaren “Wild Nature Travels” Spanje-reizigers zijn; we waren ook al twee keer in Zuid-Spanje (Tarifa, Coto de Doñana), twee keer in Extremadura, en op Mallorca. Daarnaast maakten we ook een uitstapje buiten Spanje in de vorm van de Roemenië-reis. En eigenlijk zijn wij helemaal geen specifieke vogelaars, we houden van natuur in het algemeen en leggen onze waarnemingen graag vast op foto en/of video. En ik maak er zeker geen gewoonte van om in m’n verslag elke vogelsoort te noemen die waargenomen is.
Tot zover de introductie, we gaan op pad!
Dag 1 (vrijdag 25 april)
Gewoonlijk begint de reis op het vliegveld van Barcelona, maar deze keer gaat de hele groep met dezelfde vlucht uit Amsterdam dus ontmoeten we elkaar al om acht uur ’s ochtends op Schiphol. We zijn met 7 deelnemers (Fannie en Henk, Emile, Frits, Marco, Jan en ondergetekende), en de gids en zijn dochter (Johan Bos en Maudi). De vlucht verloopt voorspoedig. Er hangt wel veel bewolking, maar boven zuid-Frankrijk trekt het wat open en even later zien we de besneeuwde toppen van de Pyreneeën onder ons doorschuiven; een week geleden is hier nog verse sneeuw gevallen! Op het vliegveld van Barcelona vergen de formaliteiten m.b.t. de autohuur zoals wel vaker nogal wat tijd en moeite. Maar ook dat komt in orde en dan kunnen passagiers en bagage over beide auto’s worden verdeeld – theoretisch zouden er wel 9 personen in het busje passen, maar met alle bagage, foto apparatuur, telescopen en statieven zou dat uiterst oncomfortabel zijn. Dus reizen we met een busje en een personenauto.
Zo snel mogelijk verlaten we Barcelona en gaan over de tolweg langs de kust in zuidelijke richting. De inwendige mens vraagt zo langzamerhand wel om een beetje versterking en we pauzeren even bij een tankstation. Er wordt water ingeslagen, en dan gaan we verder naar onze eerste bestemming: de Ebro-delta. Omdat we al ’s ochtends uit Nederland zijn vertrokken is er nu voldoende tijd om eerst wat rond te kijken voordat we ons gaan melden bij ons logeeradres. We blijven ten noorden van de Ebro; de zuidelijke helft komt morgen aan de beurt. Opvallend zijn de grote aantallen zwarte ibissen die we zien. Ook ralreigers genoeg, maar eigenlijk weinig steltkluten. Eén vogel wordt regelmatig genoemd als een soort waarnaar we goed moeten uitkijken: de vorkstaartplevier. Schijnt hoog op Frits’ verlanglijstje te staan, maar helaas voor Frits (en ons allemaal), vandaag komen we hem niet tegen. We herinneren ons van de vorige reis een leuk pontje om de Ebro over te steken, maar daar ligt nu een brug. Makkelijk, maar wel jammer; het heeft een zekere charme en werkt zeer onthaastend om rustig dobberend een waterhindernis over te steken. We kijken nog even bij en vanuit een fraaie uitkijktoren, en dan wordt het tijd om naar ons logeeradres in Poble Nou del Delta gaan, waar we twee nachten zullen doorbrengen. We worden hartelijk ontvangen door eigenaresse Gloria, en verdelen de beschikbare kamers. Dat zijn er niet helemaal genoeg; Marco en Emile mogen elders in het dorp overnachten. Voor het diner moeten we een wandelingetje maken naar een restaurant aan de andere kant van het dorp. Daarbij passeren we een pleintje bij de dorpskerk en zie: Ook in de Ebro-delta staat de tijd niet stil, daar is gratis WiFi! Vermoedelijk van de bar op dat pleintje, maar dat maakt niet uit, we maken er met z’n allen dankbaar gebruik van.
Zo’n eerste dag is altijd vermoeiend, en na het voortreffelijke diner zoeken de meesten direct hun bed op.
Dag 2 (zaterdag 26 april)
Ontbijten kunnen we pas om half negen, in datzelfde restaurantje waar we gisteravond hebben gegeten. Dus voor vroege vogels voldoende tijd om alvast een ochtendwandelingetje te maken. De hop is gehoord, wordt er gerapporteerd als we ons rond het afgesproken tijdstip bij het restaurant verzamelen. Het ontbijt is zeer verrassend, niet zozeer vanwege wat wij geserveerd krijgen want dat is gewoon brood met diverse soorten beleg, koffie of thee en voor de vegetariërs wat extra groenten en fruit. Nee, de verrassing zit ‘m in de locale bevolking die binnendruppelt, en de dag smakelijk begint met vis en een stevige fles wijn.
Na het ontbijt begint onze tweede dag in de Ebro-delta met een bezoek aan een uitkijkpunt niet ver van Poble Nou. De boerenzwaluwtjes razen heen en weer onder een bruggetje door en hangen af en toe in de rietstengels, waar we ze goed kunnen zien en fotograferen. Verder is het tamelijk rustig, weinig reigertjes, wel wat rietvogels zoals de grote karekiet, en eenden, futen en dodaars. We zwerven rond door het zuidelijke deel van de delta, stoppen onderweg bij diverse uitkijktorens en een bezoekerscentrum. We zien opvallend veel wilde eenden, en helemaal geen zwarte ibissen die we dus eigenlijk wel hadden verwacht na gisteren. Een enthousiaste groep mensen probeert op ecologisch verantwoorde wijze rijst te verbouwen en heeft op het terrein allerlei natuurvriendelijke voorzieningen aangebracht, waaronder grappig uitziende vleermuiskasten. Ook is er een mooie, ruime observatiehut waar we enige tijd doorbrengen. Daar valt een heleboel te zien: kluten, steltkluut, tureluurs, plevieren, en ook purperkoeten scharrelen er rond. Voor visdiefjes is er nestgelegenheid gecreëerd waar druk gebruik van wordt gemaakt. Een interessant plekje, jammer van de lastige muggen die ons belagen als we ons buiten de hut wagen.
We stoppen even voor koffie bij een restaurantje waar een leuke siervijver naast ligt. De grauwe ganzen hebben jonkies en vinden al die belangstelling maar niks. Verder zwemmen er mooie eendjes, o.a. een paartje pijlstaarteenden maar ja, die mogen we niet meetellen voor de soortenlijst. Als de koffie op is gaan we verder, naar het strand. We zoeken tenslotte één van de soorten die z’n naam geeft aan deze reis: de dunbekmeeuw. Dat lukt, en we zien ook andere meeuwen zoals de fraaie Audouins meeuw, de zeer algemene geelpootmeeuw en de kleine mantelmeeuw. Na de strandwandeling vervolgen we de speurtocht, want er is nog één soort die zich maar niet vertoont: de vorkstaartplevier. Hoe we ook ons best doen, hoeveel plekjes we ook bezoeken waar hij toch wel gezien wordt, vandaag helaas niet. Ter afsluiting van de dag in de Ebro-delta kijken we nog even bij het torentje waar we vanochtend begonnen. Daar is een reuzenstern aan het jagen en hij geeft een flitsende show weg – een fraai slot van deze mooie dag.
Voor het diner is er nog tijd voor een biertje in de kroeg om de hoek bij ons logeeradres. En in het restaurant worden we verrast met maar liefst twee verschillende paella’s.
Dag 3 (zaterdag 13 mei)
Het heeft vannacht geregend en er staat veel wind, maar het is gelukkig nu wel droog.
Vlak voor de deur van ons logeeradres ontdekken Jan, Marco en ik een bonte vliegenvanger. Die volgen we een poosje, tot het tijd is om het ontbijt te gaan nuttigen.
Vandaag gaan we de Ebro-delta verlaten om ons te verplaatsen naar de Sierra de Guara, een voorgebergte van de Pyreneeën. Na enig passen en meten zit alle bagage weer in het busje, en kunnen we vertrekken. Het wordt een tamelijk lange rit, maar we stoppen onderweg uiteraard regelmatig om van het landschap te genieten en naar vogels te speuren. We rijden eerst een stuk stroomopwaarts langs de Ebro. Bij de eerste stop zien we tegen een strakblauwe lucht de eerste vale gieren van deze reis. Een uurtje later belanden we op zoek naar een koffie-adresje toevallig in het plaatsje Seros. Het lokale kerkje is bedolven onder ooievaarsnesten en wordt uitgebreid op de foto gezet. De volgende pauze – het wordt tijd voor de lunchpakketten – is op een aardig plekje waar links van de weg een indrukwekkende rotswand verrijst, met rechts een stukje bos waarachter een rivier stroomt – de río Cinca. Er is de laatste tijd vrij veel neerslag gevallen en de snelstromende rivier is dan ook goed gevuld. Het onmiskenbare geluid van de Cetti’s zanger tettert ons hier om de oren.
Dan vervolgen we de rit, en een uurtje later komen we bij het meer van Sariñena. Het winderige weer maakt het wateroppervlak erg onrustig, veel watervogels zijn er niet te zien. We rijden een heel eind om het meer heen naar een uitkijkhut, en treffen onderweg wel een duinpieper en een roodkopklauwier.
Daarna vervolgen we de reis richting de stad Huesca. Vlak daarbij ligt op de Montearagón een imposante, deels gerestaureerde ruïne; ooit het kasteel van Isabella van Aragón. Het is een plek met prachtige vergezichten, en we nemen even rustig de tijd om naar de ruïne te klimmen en van de omgeving te genieten. Veel vogels laten zich niet zien, de lucht is prachtig blauw maar de harde wind speelt ons kennelijk parten. Gelukkig komt er wel een raaf langs die ik kan fotograferen.
Vanaf de Montearagón is het nog een ruim halfuur rijden naar ons logeeradres. We passeren het dorp Loporzano, waar we tijdens de vorige reis verbleven, en Sipán, waar Johan zelf een huisje heeft, en eindigen vlakbij het dorp Panzano waar we nu op een camping zullen logeren. We mogen kiezen, een kamer in het hoofdgebouw of een houten chaletje op het terrein. De kamers zijn riant, eigenlijk kleine appartementjes met slaap-, bad- en zitkamer en een keukentje, wat een luxe! De chaletjes zijn ook heel leuk, er is voor elk wel wat wils.
Ook hier wordt het diner pas om half negen geserveerd. Als we aan tafel zitten en hebben doorgegeven wat we willen eten, spreekt Johan ons streng toe. We hebben het invullen van “de lijst” nogal verwaarloosd, en we moeten daar nu toch even goed mee aan de slag. Frits heeft het gelukkig voor zichzelf al wel bijgehouden, dus we zoeken de formulieren (papier dan wel digitaal) erbij. En dan kijk ik net even rechts van Johan door het raam van het restaurant naar buiten en roep: “Oh, kijk nou toch eens wat een prachtige wolk!” Ja, het is echt een schitterende wolk. En hij is niet alleen, er zijn er minstens drie. Dus alle fototoestellen komen tevoorschijn en we sprinten naar buiten, dit wil niemand missen. Best lastig, overigens, om zoiets wazigs als een wolk te fotograferen. Marco spit ’s avonds wat op internet en kan ons de volgende ochtend meedelen dat het een “lenswolk” was. Goed, als de opwinding wat is weggeëbd en iedereen z’n plekje aan tafel weer heeft ingenomen, buigen we ons dan toch over de lijst. We moeten dag 2 en 3 nog invullen, en als we daarmee klaar zijn blijken we elke dag ruim 60 soorten te hebben waargenomen. In de Ebro-delta uiteraard de soorten die je in zo’n moerasgebied verwacht: allerlei reigers (grote en kleine zilverreiger, koereiger, blauwe en purperreiger), plevieren en andere steltlopers, diverse sterns, meeuwen, futen, eenden (vooral veel wilde) en wat leden van de koetenfamilie, en ook nog flamingo’s en de bruine kiekendief. Bij het landinwaarts trekken komen daar meer roofvogels bij zoals vale en aasgier, rode en zwarte wouw en een steenarend. Ook de bijeneter, diverse tapuiten en de blauwe rotslijster staan al genoteerd voor deze dag, evenals de alpenkraai. Tevreden dat we ons nu naar behoren van deze taak hebben gekweten laten we ons het diner goed smaken. Om de dag helemaal feestelijk af te sluiten stoken de “doorzakkers”, onder de bezielende leiding van Maudi, nog een lekker kampvuurtje in de daarvoor aanwezige haard op het terrein.
Dag 4 (maandag 28 april)
De dag begint zoals inmiddels gebruikelijk, sommigen trekken er al voor het ontbijt op uit om de naaste omgeving te verkennen, de overigen doen het wat rustiger aan en horen tijdens het ontbijt of er iets leuks is waargenomen. Ook hier is het ontbijt is prima verzorgd, én we hoeven er de deur niet voor uit.
Vandaag staan Riglos en Loarre op het programma. Bij het plaatsje Riglos vind je hoge Karstwanden, waar veel gieren nestelen. Ook wordt hier veel geklommen. Behalve gieren zien we dan ook heel wat, vaak felgekleurde, figuurtjes zich langs de wanden verplaatsen. Eerst wordt er een korte wandeling gemaakt naar de punt van de wand – eenmaal daar aangekomen giert de koude noordenwind die ons al dagen teistert om de hoek. Het is verder prima weer, alleen die wind verstoort alles een beetje. Als dat tenminste de reden is dat we eigenlijk betrekkelijk weinig vogels zien. We zien best wel de nodige soorten, maar erg weinig exemplaren per soort. Weer terug in Riglos houden we een korte koffie pauze in een gezellig barretje, en daarna gaat de wandeling nog weer verder de andere kant op, langs de imposante wanden. Daarna verzamelen we ons op de parkeerplaats waar de lunchpakketten worden aangebroken. Intussen blijven we de lucht afspeuren, en het resultaat is dat Frits een monniksgier weet te spotten tussen alle vale gieren. Dan stappen we weer in de auto’s om met een grote, omtrekkende beweging bij een veel hoger gelegen punt aan te komen, met een schitterend uitzicht op de gierenkolonie van de Karstwanden. Het is een wat lastig ritje, maar erg de moeite waard. Het is daarboven wel weer gruwelijk koud in die nare wind – de aanwezige uitkijkpost biedt slechts een beetje beschutting. Intussen is er ook vrij veel bewolking komen opzetten, maar het geweldige uitzicht maakt dat allemaal goed.
Hierna voert het programma van deze dag ons naar het kasteel van Loarre, het best bewaard gebleven Romaanse kasteel van Spanje. Van onze eerste reis herinner ik me dat we het kasteel heel interessant vonden, maar dat er vrij weinig vogels te zien waren. Het was toen erg warm, wel iets heel anders dan vandaag want we worden nog verrast met een regenbui ook. Dreigende wolken rollen over de bergen naar beneden, en Jan en ik besluiten dan ook om rustig bij de auto te blijven en niet mee te gaan naar het kasteel.
Als de groep weer compleet is gaan we terug naar onze camping. Nu vullen we wel direct voor het diner de lijst in. Monniksgier, slangenarend, boomvalk en rotsmus zijn de opvallendste nieuwe aanwinsten. Ook is de koekoek verschenen, die horen we ’s ochtends bij de camping.
Dag 5 (dinsdag 29 april)
Vandaag gaan we naar de steppen van Los Monegros. Er worden steeds meer stukken van dit unieke gebied afgeknabbeld en omgeploegd voor agrarische toepassingen, vaak met Europese subsidie. Het is ook een flink eind rijden, maar ondanks deze negatieve punten staat het toch op het programma omdat er nog altijd die speciale steppevogels te vinden zijn zoals zandhoenders, grielen, en, met een beetje geluk, de grote en kleine trap. Gewoonlijk krijgt Johan hier steun van een locale gids, die het terrein op z’n duimpje kent, maar Alberto is deze keer helaas verhinderd. Het begint wel enigszins ontmoedigend, we zien maar weinig leuke vogels. Gelukkig wordt het later beter, dan zien we veel leeuweriken (o.a. de Kalander), tapuiten, griel en ook een aantal scharrelaars. Prachtig is de opvallend groene (en grote) Spaanse parelhagedis, waarvan we diverse exemplaren tegenkomen. Als de dag vordert besluiten we, na enig heen en weer gepraat, om toch een poging te wagen de grote trap te vinden. Daarvoor moeten we naar een ander stuk van het gebied. Maar we worden beloond, we ontdekken één grote trap. En dat terwijl er wel een stuk of 40 in het gebied leven, naar een terzake deskundige passant ons komt vertellen.
Dan wordt het tijd om terug te keren naar Panzano. We onderbreken de lange rit nog even met een korte (koffie)pauze op een terrasje ergens langs de route, en zijn dan tegen achten weer op de camping. Keurig op tijd voor het diner, dat ook hier elke dag goed verzorgd is. Vooral de lamskoteletjes, geleverd door locale boeren, vallen bij een aantal groepsleden zeer in de smaak.
Dag 6 (woensdag 30 april)
Op het programma van vandaag staan twee mooie bestemmingen: het stuwmeer van Vadiello, en de “Salto de Roldán”. Geen lange autoritten vereist, dus hebben onze gids en z’n dochter ter compensatie een leuk alternatief bedacht: we gaan gedeeltelijk over kleine landweggetjes! Het is wel spectaculair, vanaf het dorp Sipán dwars door amandel- en olijvenboomgaarden en met fraaie vergezichten doorsteken naar de “reguliere” weg die naar Vadiello leidt. Af en toe hadden de inzittenden toch wel het gevoel dat dit beter te doen geweest zou zijn met een 4×4, maar ala, het komt goed. De personenauto heeft een flink modderbad gekregen, maar alles is heel gebleven. We maken eerst, voordat we naar het stuwmeer gaan, een kort wandelingetje. Het is mooi weer, en dit is eigenlijk de eerste dag dat we een flink aantal vlinders zien. Gisteren op de steppen waren er wel wat witjes, maar nu zien we (gele) oranjetipjes, bonte zandoogjes en koningspages! Na dit wandelingetje rijden we naar het stuwmeer. Daar komen we door wat tunneltjes, we lopen een stukje langs het meer, en een aantal wandelt nog wat verder. Er vliegen vale gieren langs de rotswanden, en zomaar een geelpootmeeuw boven het meer. Op de rotsen zien we ook verwilderde geiten klauteren. Als de wandelaars zich weer bij de achterblijvers hebben gevoegd, gaan we op weg naar de “Salto de Roldan” – een diepe kloof tussen twee rotsklompen, de San Miguel van 1123 m en de Amán van 1124 m hoogte. Het riviertje de Flumen stroomt ertussendoor, en er is een mooie legende aan verbonden. Maar het verslag wordt al lang genoeg, de legende laat ik maar rusten. Voor vogelaars is het een geweldige plek omdat er gewoonlijk veel gieren, zwaluwen en alpenkraaien langs vliegen, en i.p.v. ze te zien als silhouet tegen de lucht kun je er hiervandaan nu ook eens bovenop kijken.
Eenmaal bij de Salto splits de groep zich weer. Om bij de kloof te komen, op het plateautje met dat geweldige uitzicht, moet je klauteren over een smal en steil paadje, en niet iedereen voelt zich daartoe geroepen. Gewoonlijk zie je ook aan deze kant van de rotsklomp wel de nodige gieren, maar dat valt vandaag een beetje tegen. Ik vermaak me maar met het fotograferen van allerlei leuke rotsplantjes, want die zijn hier natuurlijk ook. En dan, net als we ons beginnen af te vragen of het geen tijd wordt dat de klimmers terugkomen en we de bergwand afspeuren, zien we daarboven “iets” vliegen dat er een beetje anders uitziet dan alles wat we tot nu toe zagen. Zou het waar zijn, zouden dit twee lammergieren kunnen zijn? We maken gauw wat foto’s, en ja hoor, het zijn lammergieren. Intussen komen de andere groepsleden ook in beeld, sommigen hebben de lammergieren ook gezien, maar konden ze vanwege het klauteren niet fotograferen. De Spaans naam voor deze vogel is Quebrantahuesos; klinkt dat niet geweldig mooi voor zo’n prachtig beest? Letterlijk vertaald betekent het “hij die botten breekt”; een verwijzing naar het dieet van de lammergier. De klauteraars vertellen dat het ook aan de andere kant van de rots magertjes was met gieren, we krijgen steeds meer het vermoeden dat die vervelende noordenwind, die al dagen heerst, daar debet aan is.
Intussen is het tijd om terug te keren naar onze camping. Dit is de laatste avond hier, morgen verlaten we de Sierra de Guara en gaan we op weg naar de Pyreneeën.
Dag 7 (donderdag 1 mei)
Het is vandaag 1 mei en dat is in Spanje een vrije dag, zoals we later zullen ontdekken. Na het ontbijt arrangeren we de bagage weer in het busje, en nu gaat het meteen gesmeerd want we hebben onthouden wat de beste manier is. We moeten de Sierra de Guara oversteken om naar de Pyreneeën te gaan, en dat kan op twee plekken. We kiezen voor de route via Huesca en dan vervolgens oostwaarts met de Sierra de Guara rechts en de besneeuwde toppen van de Pyreneeën links. Als we even stoppen om van het uitzicht te genieten krijgen we een leuke verrassing: een prachtige koningspage heeft dorst en komt drinken uit een plasje naast de weg. Alle camera’s in de aanslag en besluipen maar, het moet een zot gezicht zijn voor een toevallige toeschouwer. De page heeft echt dorst en trekt zich nergens wat van aan; dat moet voor iedereen toch wel een paar goede foto’s opgeleverd hebben. Als we weer verder rijden zien we plotseling een groepje gieren rondzweven. Dat vraagt om nader onderzoek en gelukkig is er een plekje waar we kunnen stoppen. Een paar leuke ezeltjes in een weitje leiden de aandacht even af, maar dan horen we Maudi heel opgewonden roepen dat de gieren “iets” aan het verslinden zijn. Jammergenoeg raken de gieren verontrust door die opgewonden groep vogelaars die haastig aan komt stormen, en ze vertrekken. Blijven een beetje rondcirkelen, eentje landt er nog even in een boom, maar terug naar het kadaver gaan ze niet. Nee, dat hebben we niet echt handig aangepakt.
We gaan weer verder, naar het mooie plaatsje Aínsa. Het Middeleeuwse centrum is goed gerestaureerd, en hier blijkt dus dat 1 mei een vrije dag is, heel Aínsa zit vol met bezoekers. Alle terrasjes zijn bezet, maar met enige moeite vinden we toch een plekje waar we koffie kunnen drinken. Een rode wouw voert een vliegshow op en duikt telkens omlaag de rivierbedding in. We kijken nog wat rond in het stadje, en ik verbaas me erover dat bijna alle huiszwaluwnesten weg zijn. De vorige keer dat we hier waren zaten die overal, nu moet ik zoeken om er een paar te vinden.
Vanaf Aínsa gaat de reis verder naar het noorden, en de volgende stop is in de kloof van Añisclo. We zijn dan in Nationaal Park “Ordesa y Monte Perdido”, en dit is één van vier valleien in dit gebied. Hier groeit op de steile, koele rotswanden een grote verscheidenheid aan leuke rotsplanten. Eéntje ken ik heel goed, de Ramonda myconi (die pronkt n.l. thuis in mijn eigen, kleine rotstuintje). We wandelen door de kloof, beginnend over een oude Romeinse brug, vervolgens langs de imposante rotswand, met in de diepte een snelstromend riviertje. Maudi en ik zijn druk bezig met al die leuke plantjes en raken de rest van de groep kwijt, die moeten in stevig tempo doorgestapt zijn. Zij gingen de waterspreeuw zoeken en hebben die ook gevonden. Als we allemaal weer bij de auto’s zijn, gaan we op weg naar ons hotel. Nog een korte pauze bij het hooggelegen plaatsje Fanlo, waarvandaan het nog 12 km is naar Sarvisé. Daar nemen we onze intrek in Casa Frauca, een gezellig familiehotel. Er zijn wat moderniseringen doorgevoerd de afgelopen jaren, er is nu een lift! We hebben goede herinneringen aan het piepkleine terras bij de voordeur, maar de zon zit achter het gebouw en het is er nu te koud om lekker te gaan zitten. Er blijkt ook een nieuw terras te zijn aan de achterzijde, op de eerste verdieping, maar ook daar is het niet aangenaam vertoeven op dit moment. Dus nemen we bezit van de “huiskamer” op diezelfde verdieping, totdat het tijd is voor het diner. Dat wordt hier pas om negen uur geserveerd, dat is nog wel even afzien. De ober komt op een gegeven moment de kaart met het keuzemenu brengen, en dat ziet er nog net zo verwarrend uit als bij ons vorige verblijf hier. Er is veel keuze, de gerechten zijn uitgebreid omschreven, en er staan dingen tussen die we bij al onze reizen door Spanje nog nooit op een menukaart hebben zien staan. Gelukkig biedt Wifi met een online woordenboek uitkomst als we er helemaal niet meer uitkomen. De ober is dan ook blij verrast als hij aan tafel komt om op te nemen wie wat wil hebben, en we hem een keurig ingevuld lijstje overhandigen waar het al precies op staat. Dit restaurant geniet enige faam, en maakt dat ook nu weer volledig waar, alles wat op tafel komt ziet er prima uit en smaakt voortreffelijk.
Dag 8 (vrijdag 2 mei)
De dag begint zonnig. Na het goed verzorgde ontbijt, met vers sinaasappelsap, croissantjes, geroosterd brood, allerlei beleg (o.a. een heerlijk rood prutje van tomaat, olijfolie en een “klein beetje” knoflook) en een schaal met verschillende soorten vers fruit, vertrekken we richting Aínsa. We rijden langs de rivier de Ara, en gaan via de stad Bielsa naar de “pijnbomenvallei” (Valle de Pineta) in het Ordesa National Park. Onderweg stoppen we uiteraard weer een paar keer, o.a. bij een meer waar we wat watervogels kunnen waarnemen (blauwe reiger, oeverloper, kok- en geelpootmeeuw). Eenmaal in de pijnbomenvallei maken we een korte wandeling, en daar komen we een aantal bosbewoners tegen – diverse mezen, vuurgoudhaan, boomkruiper, zwarte specht. Daarna rijden we naar een ander deel van deze vallei, waar eigenlijk een langere wandeling de bedoeling is. Maar er verzamelen zich dreigende wolken boven de bergtoppen, en we besluiten die wandeling maar te vergeten. We kijken nog een beetje rond bij de parkeerplaats, eten een broodje uit het lunchpakket, bewonderen de groep runderen die onverstoorbaar door blijft grazen ondanks alle belangstelling van de aanwezige toeristen, en gaan dan vervolgens terug naar Bielsa om even op een terras een kopje koffie te drinken. En dan gaan we nog hogerop, want we zijn nog op zoek naar de lammergier. Bij Revilla worden ze regelmatig gezien, volgens het daar geplaatste informatiebord zijn dit dan ook “de lammergierbergen (Las montañas del Quebrantahuesos)”. Maar ook hier wil het niet erg lukken. We blijven geruime tijd op deze plek, en er komt nog een bergfluiter vlakbij in de struiken zitten zingen om ons wat afleiding te bezorgen, maar lammergieren, ho maar. Uiteindelijk besluiten we om het maar op te geven. Net als de helft van de groep zich dan in het busje heeft gehesen, zien de anderen nog een lammergier voorbij komen. Johan kan opgelucht ademhalen; uiteindelijk heeft dan toch iedereen ook deze “naamsoort” van de reis gezien.
Op de lijst verschijnen deze avond weer wat nieuwe soorten, voornamelijk uit de bosgebieden, zoals de grote bonte en zwarte specht, boompieper, staartmees, en natuurlijk ook die bergfluiter.
Later op de avond vertelt Frits ons dat hij een slaapboom van aasgieren heeft gezien, niet ver van het hotel, en we spreken af dat we daar morgenochtend om half acht eens naar gaan kijken.
Dag 9 (zaterdag 3 mei)
Zo gezegd, zo gedaan, maar dat zul je altijd zien, geen aasgier te bekennen! De plaatselijke rode wouw doet wel z’n best de teleurstelling te verzachten en scheert een paar maal vlak over onze hoofden langs. En we zien nog een wespendief overvliegen, dat is ook een mooie waarneming!
Na het ontbijt vertrekken we weer richting Nationaal Park Ordesa. We stoppen, net voor de weg het park in gaat, bij het zgn. Portal de Ordesa en verwonderen ons over de oprijzende bergwand. We rijden weer verder, langs de río Ara en gaan de Buxusvallei (Valle de Bujaruelo) in. Dit is geheel nieuw terrein voor ons, want acht jaar geleden was de weg geblokkeerd en konden we hier niet verder. Er klettert een watervalletje omlaag, vlak naast de weg. Met het invallende zonlicht ontstaan fraaie beelden, en op een gegeven moment zorgen de duizenden fijne waterdrupjes er zelfs voor dat er even een regenboogje verschijnt. Op de vochtige rotsen groeit een ander leuk plantje, met prachtige lila-blauwe bloempjes: Pinguicula (vetblad, een vleesetend plantje). Ietsje verderop is een brug over de rivier, en dan zien we een waterspreeuw die zowaar een poosje op een rotsblok in het snelstromende water blijft zitten. De Buxusvallei laat zich van z’n beste kant zien vandaag! We rijden door tot een tamelijk grote parkeerplaats, bij een berghut/restaurantje, volgens het bord op de wand zitten we dan op 1338 meter hoogte. Daarvandaan leiden diverse weggetjes omhoog verder de bergen in. Een Middeleeuws brugje overspant er het riviertje. We drinken eerst even met z’n allen een kopje koffie en dan gaan de wandelaars op pad o.a. in de hoop verderop Alpenmarmotten tegen te komen. En misschien nog een lammergier? Dat lukt in Otal, de hoge vallei. De niet-wandelaars vermaken zich intussen in de omgeving van de parkeerplaats.
Het is best fris, op deze hoogte, tussen de besneeuwde toppen en nog altijd met die noordenwind. Als de wandelaars zijn teruggekeerd op de parkeerplaats besluiten we rechtstreeks terug te keren naar Sarvisé; het nieuwe terras op de eerste verdieping ligt nu in het zonnetje, en dan kunnen we daar nog even gezellig wat drinken en napraten over deze geweldige reis waarvan het einde nu met rasse schreden nadert. De bekende rode wouw komt ook weer een paar keer langs en de boerenzwaluwtjes zwermen om het hotel. Een enkele medereiziger verdwijnt naar z’n kamer om alvast wat in te pakken, en zo verstrijkt de tijd tot het laatste diner in Casa Frauca. Bij het invullen van de lijst komen er nog drie nieuwe soorten bij, de wespendief en de alpenkauw. Als ik alle ‘vinkjes’ optel kom ik op een totaal van 151 op mijn lijst, maar ik denk dat ik er zo hier en daar wel één gemist heb. Wat wel is opgevallen gedurende de hele reis, is dat er per soort maar weinig exemplaren gezien werden – sommige uitzonderingen daargelaten natuurlijk: ooievaar, vale gier, zwarte en rode wouw, wilde eend in de Ebro Delta echt heel veel, en ook de eerste middag veel zwarte ibissen. Merel, huismus, witte kwikstaart, boerenzwaluw, Europese kanarie, Turkse tortel en uiteraard zwarte spreeuw staan elke dag op de lijst. Slechts één dag een vermelding voor b.v. fuut, paapje, grote en kleine karekiet, monniksgier, roodborst, rotsmus en goudvink. En wat te denken van opvallende afwezigen zoals de vorkstaartplevier, woudaapje en bosuil. We schrijven het toe aan de weersomstandigheden; het was in Nederland wel vroeg mooi weer maar in Noord-Spanje niet. Ruim een week geleden nog verse sneeuw, en de laatste dagen aldoor die gure noordenwind, dat heeft kennelijk invloed gehad op de vogels. Het is niet anders, de natuur blijft onvoorspelbaar.
Na het diner worden we verrast met een glaasje pacharán bij de koffie, van het huis. (Pacharán is een digestief, op basis van anijslikeur en de vruchten van de sleedoorn, en erg lekker!)
Een enkeling zoekt het lokale kroegje nog op voor een laatste afzakkertje, en dan is het bedtijd, nog één nachtje in de Pyreneeën, morgen gaan we naar Barcelona voor de thuisreis.
Dag 10 (zondag 4 mei)
We proberen vanochtend toch nog een keer die slaapboom en ja hoor; nu zitter er een stuk of drie aasgieren in de boom! Er landt zelfs een juveniel in de wei bij de grazende koeien.
Omdat de terugvlucht pas om zes uur uit Barcelona vertrekt, hebben we na het ontbijt nog wat tijd voor een wandelingetje in de omgeving van het hotel. We ontdekken nog een pimpelmezennestje, verschalken een bont zandoogje dat zich laat opwarmen door het ochtendzonnetje, en zo verstrijken de laatste uurtjes in de Pyreneeën. Op de afgesproken tijd laden we de koffers weer in het busje, en om een uur of 12 vertrekken we uit Sarvisé. We passeren Aínsa en rijden langs een geweldig groot stuwmeer. Daar ligt ook Torreciudád, het Spaanse bolwerk van Opus Dei (bekend dank zij de Da Vinci Code van Dan Brown). De rit verloopt voorspoedig over de betrekkelijk nieuwe, rechte snelweg en zo is er onderweg ook even tijd voor een korte koffiepauze. We passeren vlak bij Barcelona de wonderlijk gevormde bergketen Montserrat, en dan is het nog maar een paar kilometer naar de luchthaven. Het is nog even een avontuur om de juiste weg te vinden naar de parkeergarage waar de huurauto’s ingeleverd moeten worden, en ook de afhandeling van de papierrompslomp levert weer wat verrassingen op. Eenmaal in de vertrekhal blijkt er ook nog een flinke rij te staan bij de incheckbalie, maar dat loopt redelijk vlot door en dan is er nog net tijd om wat inkopen te doen voordat we ons bij de gate moeten melden.
De vlucht verloopt vlekkeloos, en dan sta je plotseling weer op Schiphol en is het voorbij!
Samenvatting:
Ik denk dat ik weinig anders kan zeggen dan 8 jaar geleden:
Indrukwekkend is de beste term om deze reis in één woord samen te vatten. Mede veroorzaakt door de grote contrasten; van de vlakke, waterrijke rijstvelden in de Ebro-delta via de wonderlijke bergwanden in de Sierra de Guara naar de imposante toppen van de Pyreneeën met de snelstromende riviertjes in de valleien, grotere contrasten zijn bijna niet denkbaar. De variatie in vogelsoorten is uiteraard net zo groot als die in biotopen, al werkten de weersomstandigheden deze keer een beetje tegen en kwamen we niet elke verwachte/gehoopte soort tegen. Maar ja, garanties zijn in de natuur niet van toepassing.
Ook de overige zaken zijn prima geregeld; goede auto’s, leuke accommodaties (bijna net zo gevarieerd als de biotopen), en voortreffelijke maaltijden en lunchpakketten.
De enthousiaste en deskundige leiding van de gids (en z’n dochter) hebben ook zeker bijgedragen aan het slagen van deze reis. De verwachtingen van de deelnemers zijn wel grotendeels uitgekomen of zelfs overtroffen (behalve misschien van Frits, want die heeft nog steeds de vorkstaartplevier niet gezien).
Johan, Maudi, medereizigers, bedankt voor deze geweldige reis.
Mail ons: